Als je vertrekt, zijn je sporen zó gewist

Lang leve de kantoortuin, slingers uit voor het nieuwe werken. Want wat is het fijn dat je niet elke dag in de ochtendspits naar kantoor moet, en hoe gezellig is het dat je in het knusse koffiehoekje onder het genot van een flat white kunt bijkletsen met je collega’s.

Maar hoe fijn is dit echt?

Al in 2010 kwamen er onderzoeken waarin de drie negatieve eigenschappen van kantoortuinen werden aangetoond: de temperatuur, de geluidsoverlast en het gebrek aan privacy. In de jaren erna werden bijna alle grote kantoren toch verbouwd tot grote open ruimtes. En nu in 2019 is het nog steeds niet echt lekker werken daar.

De rebel gaat elke dag op dezelfde plek zitten

Maar deze blog gaat niet over de effectiviteit van kantoortuinen. Waar ik het over wil hebben is het gemis. Het gemis aan een eigen plekje. Iets waar jij je prettig voelt, waar het lekker is om te werken. Immers, in de kantoortuin heb je geen vaste plek, geen foto van je kinderen of je hond op je bureau. Als je geluk hebt heb je je eigen arbo-stoel. Als je rebels bent, ga je elke dag dat je op kantoor bent op dezelfde plek zitten. Maar wat bindt je aan een bedrijf, hoe maak je het een beetje je eigen plekje? In alle mooie nieuwe ruimtes die ik zie is er aandacht voor licht, geluid en geluidsoverlast, netheid, een beetje gezelligheid. Maar is er ruimte om je eigen plekje te maken, iets van jezelf te laten zien?

Weggaan betekent inleveren

De armoede van de kantoortuin wordt pas goed zichtbaar als je vertrekt. Immers: Als je weggaat bij een bedrijf krijg je in de VS nog de spreekwoordelijke doos mee naar huis. Met je persoonlijke spullen, uit je eigen cubicle. Bij de grote bedrijven in Nederland lever je alleen maar in. Je laptop met alle kabels en hulpstukken. Je zegt vaarwel en voor je het weet zijn je sporen uitgewist. Voor de achterblijvers is er dan wel een mooie plek bij het raam vrijgekomen.